H1 N1 influenza virus

Meerwaarde van moleculaire techniek voor het opsporen van Influenza A/B en RSV

26-02-2020

Sinds eind 2018 bieden wij bij Labo Maenhout een ‘trapsgewijze’ bepaling van RSV en Influenza A/B aan: bij aanvraag voor bepaling van RSV en/of Influenza A/B wordt steeds eerst een (terugbetaalde) antigendetectietest (‘sneltest’) uitgevoerd. De korte antwoordtijd van deze techniek verzekert een snelle rapportering van een eventueel positief resultaat. Eigen aan deze analysemethode is echter een beperkte gevoeligheid: indien de sneltest een negatief resultaat oplevert, wordt in tweede tijd een moleculaire detectietechniek (PCR) uitgevoerd.

Wanneer laboratoriumdiagnostiek?

De diagnose van een Influenza A/B of RSV infectie wordt in de eerste plaats gesteld op basis van het klinisch beeld, zeker tijdens een epidemie. De prevalentie heeft namelijk een sterke invloed op de positief voorspellende waarde van de klinische diagnose. Het gebruik van laboratoriumdiagnostiek kan de specificiteit verhogen (met circa 30%), zeker tijdens een inter- en pre-epidemische periode. Eenmaal er sprake is van een epidemie beperkt laboratoriumdiagnostiek zich tot die patiënten met een minder specifiek klinisch beeld, alsook tot die patiënten bij wie behandeling moet worden opgestart en men snel de definitieve diagnose moet hebben (opstart van therapie binnen de 48u).

PCR biedt meerwaarde in diagnostiek

Voor Influenza A/B worden vaak antigentesten aangeboden in de routinediagnostiek. Deze zijn echter zeer variabel in gevoeligheid (70% [59–93%], zodat deze minder geschikt zijn voor individuele patiëntenzorg. Bij kinderen heeft de sneltest een hogere sensitiviteit doordat de virale lading hoger en langer detecteerbaar is.

Voor RSV worden in de praktijk snelle antigeendetectiemethoden op een wisser of in een nasofaryngeaal aspiraat veel toegepast. Deze testen zijn voor de diagnostiek van RSV-infecties gevoelig en specifiek, zeker bij kinderen. Een negatieve antigeentest sluit een RSV-infectie echter niet geheel uit. De RSV antigentesten hebben in vergelijking met Influenza antigentesten een betere performantie/gevoeligheid, doch blijven ze op gebied van sensitiviteit en specificiteit inferieur aan de moleculaire detectiemethoden voor RSV. Voor zowel Influenza A/B als RSV is serologie voor diagnostiek niet zinvol, omdat een gepaard serum met 2-3 weken tussentijd nodig is voor een betrouwbare diagnose, terwijl bij een natuurlijk beloop van de infectie op het tijdstip van afname van het tweede monster de patiënt doorgaans al genezen is.

Een moleculaire detectietechniek (PCR) voor Influenza A/B en RSV heeft een sensitiviteit en specificiteit van bijna 100%, wat ervoor zorgt dat deze test ook gebruikt kan worden voor de laboratoriumbevestiging van individuele gevallen. Om de diagnostische meerwaarde van deze moleculaire techniek ten opzichte van de sneltest aan te tonen, hebben we onze eigen data sinds eind 2018 geanalyseerd.

Voor RSV heeft het invoeren van PCR geleid tot een toename van 19% van het aantal laboratoriumdiagnoses: met de standaard antigendetectietest (sneltest) werden 22% (82/365) van de stalen positief bevonden; in combinatie met PCR steeg dit aantal tot 41% (170/365). Voor Influenza A/B steeg het aantal diagnoses van 17% naar 31%: PCR bevond een additionele 78 stalen positief ten opzichte van de antigentest. Hieruit blijkt dat het invoeren van de moleculaire technieken voor Influenza A/B en RSV duidelijk leidt tot een meer gevoelige laboratoriumdiagnostiek. Deze kunnen, wanneer ze gebruikt worden binnen een specifieke klinische en epidemiologische context, absoluut een meerwaarde betekenen bij de bevestiging van de klinische diagnose.