Red And White Blood Cell And P

Telling en differentiatie van witte bloedcellen

06-04-2016

De telling en differentiatie van witte bloedcellen (WBC) wordt frequent uitgevoerd en kan zeer richtinggevend zijn voor verdere diagnostiek. De bepaling van WBC gebeurt in Labo Maenhout met een automatische celteller die gelijktijdig de WBC telt en differentieert. Wanneer het toestel abnormaliteiten opmerkt, worden de WBC door een MLT en/of klinisch bioloog ook microscopisch gedifferentieerd en nagekeken op abnormaliteiten. Belangrijk is dat de referentiewaarden voor WBC leeftijdsafhankelijk zijn.

Het resultaat van de WBC telling en differentiatie dient steeds samen geïnterpreteerd te worden met de kliniek en voorgeschiedenis van de patiënt, en resultaten van andere analyses (CRP, sedimentatiesnelheid, serologie, …). Een definitieve diagnose van een maligne hemopathie kan slechts gesteld worden na aanvullende diagnostiek (flowcytometrie, moleculaire diagnostiek, anatomopathologie). De onderstaande informatie is slechts richtinggevend.

Leukopenie

Leukopenie (WBC < 4000/µl) kan deel uitmaken van een pancytopenie (tekort in alle cellijnen, bij bv leukemieën, MDS, tumoren, chemotherapie, aplastische anemie, hypersplenisme) of kan het gevolg zijn van een tekort aan een bepaald type WBC.

Neutropenie

Een geïsoleerde neutropenie (alarmwaarde < 1500/µl, kritische waarde < 500/µl) wordt meestal veroorzaakt door medicatie (pijnstillers, antibiotica, chemo), dit zowel door gedaalde aanmaak door rechtstreekse toxiciteit, als door verhoogde afbraak (immuungemedieerd). Ernstige virale en bacteriële infecties, zoals hepatitis en tyfus, kunnen leiden tot neutropenie door een selectieve remming van de neutrofiele granulopoïese. Een extreme vorm hiervan is agranulocytose.

Eosino- en basopenie

Eosinopenie kan voorkomen bij acute infecties, het syndroom van Cushing of bij toediening van steroïden (verhinderen vrijstelling van rijpe eosinofielen uit het beenmerg). Eosinopenie heeft meestal geen klinische gevolgen, omdat andere componenten van het immuunsysteem de functie van eosinofielen overnemen. Een verlaagd aantal basofielen kan voorkomen bij thyreotoxicose en stresstoestanden (hartinfarct, bloedend maagulcus, anafylactische shock).

Monocytopenie

De aanmaak van monocyten loopt grotendeels parallel met die van de granulocyten. Factoren die een neutropenie veroorzaken, kunnen dus ook aanleiding geven tot een monopenie. Bijgevolg is een geïsoleerde monopenie zeldzaam. Dit is echter wel kenmerkend voor hairy cell leukemie, waarbij dikwijls een volledige afwezigheid van monocyten wordt vastgesteld.

Lymfopenie

De aanmaak van lymfocyten vindt onafhankelijk van de vorming van de andere WBC plaats en is dan ook minder gevoelig voor factoren die de granulopoïese remmen. Veelvoorkomende oorzaken van lymfopenie (< 1000/µl) zijn radio- en chemotherapie, geneesmiddelen (in het bijzonder steroïden) en ernstige infecties. Ook HIV is een oorzaak van (verworven) geïsoleerde lymfopenie (sterke daling van CD4+ T-lymfocyten).

Leukocytose

Leukocytose (> 10 000/µl) wordt veroorzaakt door een reactief proces of door een autonoom (maligne) proces.

Neutrofilie

Neutrofilie (> 7500/µl) heeft tal van oorzaken: bacteriële (en soms ook virale) infecties, trauma, auto-immuunaandoeningen, brandwonden, infarcten, jicht, acidose, uremie, eclampsie, hemolyse, medicatie en toxische stoffen (adrenaline, steroïden, lithium, groeifactoren), maar ook stress, inspanning, zwangerschap en roken. Bij een leukemoïde reactie is de concentratie neutrofielen heel hoog (> 50 000/µl) en worden onrijpe granulocyten (voorlopers) gezien. Het onderscheid met chronische myeloïde leukemie (CML) kan meestal microscopisch gemaakt worden (aanwezigheid van toxische korreling bij leukemoïde reactie).

Eosino-en basofilie

Eosinofilie (> 400/µl) komt voor bij allergieën, parasitaire infecties, bepaalde huid- en bindweefselaandoeningen, en als reactie op carcinomen, lymfomen of acute leukemieën. Persisterende eosinofilie zonder aanwijsbare oorzaak kan doen denken aan een chronisch myeloproliferatieve aandoening (MPN) of een idiopathische hypereosinofiel syndroom (HES) (eosinofilie ≥ 1500/µl gedurende > 6 maanden). Een basofilie (> 100/µl) komt zelden voor, maar kan optreden bij allergische aandoeningen, chronische nieraandoeningen, inflammatie (bv rheumatoïde artritis) en infecties. Meestal maakt basofilie deel uit van een CML. Een basofilie > 200/µl is alarmerend.

Monocytose

Monocytose (> 800/µl) komt voor bij (chronische) bacteriële infecties (typisch bij TBC). Monocytose kan ook compensatoir optreden bij chronische neutropenie, of bij de ziekte van Hodgkin en andere tumoren. Het kan ook wijzen op een acute of chronische leukemie. Alarmerend is een monocytose van > 1000/µl gedurende meer dan 6 maanden.

Lymfocytose

Lymfocytose (> 4000/µl bij volwassenen, > 9000/µl bij kinderen) is bijna altijd het gevolg van een acute virale infectie. Chronische (ook bacteriële en parasitaire) infecties, zoals TBC, toxoplasmose en syfilis, kunnen ook aanleiding geven tot lymfocytose. Ook na vaccinaties treedt een reactieve lymfocytose op. Bij aanwezigheid van een klonale, monotone populatie lymfocyten kan men spreken van een lymfoom.

TYPE WBC

VERLAAGD

VERHOOGD

Neutrofielen

Medicatie, infecties

Meestal infectieus: ook brandwonden, medicatie, inspanning, toxische stoffen, …

Eosinofielen

Infecties, Cushing, steroïden

Allergie, parasieten

Basofielen

Thyreotoxicose, stresstoestanden

Allergie, CNI, infecties, inflammatie, MPN

Monocyten

Cfr. Neutropenie

Geïsoleerd: hairy cell leukemie

Compensatie van neutropenie, Hodgkin

Lymfocyten

Radiotherapie, chemo, medicatie, infecties, HIV

Virale infectie, vaccinatie