Serumeiwitten1 800 500

Indicaties voor eiwitelektroferese anno 2023

26-12-2022

Toen eiwitelektroferese in de jaren 50 zijn intrede deed in het klinisch labo was het de enige manier om serumeiwitten te doseren. Vandaag kan dat net zo goed met moderne immunochemie. De indicaties voor eiwitelektroferese zijn daardoor wat afgezwakt in de loop der jaren, maar toch blijft deze test relevant.

Wat kan je zien op een moderne elektroferese?

Elektroferese (of serumeiwitelektroferese) is een test die de hoeveelheid en de soorten eiwitten in het bloed of urine meet. Anno 2023 kunnen op basis van de resultaten van de eiwitelektroferese conclusies getrokken worden voor onderstaande eiwitten:

  • Albumine: voornamelijk in het noorden van Oost-Vlaanderen wonen heel wat mensen met een bisalbuminemie (een ontdubbelde albumineband). Deze vondst is zeer onschuldig en vraagt geen follow-up. Lage albuminewaarden wijzen meestal op een lever- of nierprobleem (nefrose).
  • Alfa-1-globulines: deze eiwitfractie stijgt in de vroege fase van een acutefase-reactie. Bij een lage alfa-1-waarde kan een erfelijke alfa-1 antitrypsinedeficiëntie (AAT) vermoed worden.
  • Alfa-2-globulines: hierbij vind je hoofdzakelijk alfa-2-macroglobuline en -haptoglobine. Bij in vitro gehemolyseerde stalen kan het hemoglobine-haptoglobine-complex storend zijn. Een congenitale afwezigheid van haptoglobine is zeldzaam (± 1/1000). Bij in vivo hemolyse daalt het haptoglobinegehalte aanzienlijk. Bij een nefrotisch syndroom stijgt het relatieve aandeel alfa-2-globulines.
  • Beta-globulines: deze fractie bestaat voornamelijk uit transferrine (beta-1) en complementfactor C3 (beta-2-fractie). Bij chronische inflammatie daalt het transferrinegehalte, bij ijzergebrek stijgt het. Bij stalen die een paar dagen na afname werden bewaard daalt het C3-gehalte. Een beta-gamma bridging (soudure) kenmerkt zich door het opvullen van de vallei tussen beta- en gammagebied en is geassocieerd met levercirrose.
  • Gamma-globulines: deze fractie bestaat voornamelijk uit immunoglobulines. Het opsporen en monitoren van monoclonale fracties zijn de voornaamste indicaties voor het aanvragen van een eiwitelektroforese. Bij aanwezigheid van een monoclonale fractie (paraproteïne) die voordien niet gekend was, is het aangewezen een bijkomende immunofixatie uit te voeren om de fractie te identificeren (IgG, IgA, IgM, kappa, lambda). Paraproteïnes hebben geen vaste positie in het ferogram: meestal worden ze aangetroffen in het gammagebied, maar soms ook in het alfa-2- of betagebied (wat soms storend kan zijn bij de kwantificatie). Soms (bij gebruik van capillaire elektroforese) vinden we artefacten: deze ‘valse paraproteïnen’ kunnen voorkomen door de aanwezigheid van bepaalde farmaca in het serum (zoals bepaalde antibiotica of röntgencontrastmiddelen). Ook wanneer plasma in plaats van serum wordt aangeboden, kan een storende fibrinogeenband worden verward met een paraproteïne. Elektroforese is objectiever dan kwantitatieve dosering van immuunglobulines IgG, IgM en IgA.

De indicaties voor elektroforese

Anno 2023 zijn de twee belangrijke indicaties voor het aanvragen van serumeiwitelektroferese:

  • Screening op paraproteïnemie
  • Uitwerking van onbegrepen specifieke plasma-eiwitresultaten, bijvoorbeeld schijnbaar extreem hoog immuunglobuline

Een belangrijke opmerking in dit opzicht is dat elektroforese en albuminebepalingen niet samen op één aanvraag terugbetaald kunnen worden door het RIZIV.