3 Ice Top Bnr

Biomerkers voor chronisch alcoholmisbruik: CDT, ethylglucoronide en -sulfaat

13-02-2020

Alcoholmisbruik –en afhankelijkheid wordt in het bijzonder in verband gebracht met risicovol rijgedrag, met als gevolg een significant verhoogd risico op betrokkenheid bij verkeersongevallen. De prevalentie van chronisch alcoholmisbruik bedraagt ongeveer 5% van de bevolking. Het stellen van de diagnose is een uitdaging, omdat heel wat patiënten hun alcoholmisbruik ontkennen of minimaliseren. Het gebruik van medische vragenlijsten kan een deel van de misbruikers identificeren, maar het blijven subjectieve waarnemingen. Biochemische merkers zoals gamma-glutamyltranferase (GGT), aspartaat aminotransferase (AST) en MCV (mean corpuscular volume) worden reeds decennia lang gebruikt als indicatoren voor chronisch alcoholgebruik. Het betreffen vaak enzymen die orgaanschade aanduiden (o.a. ten gevolge van ethylabusus), zodat hun "specificiteit" verre van optimaal is. Specificiteit is maat voor het aantal vals positieve resultaten een bepaalde laboratoriumparameter kan aangeven. Hoe minder vals positieven, hoe hoger de specificiteit. Van de recenter ontwikkelde indirecte biochemische parameters is carbohydraat deficiënt transferrine (CDT) daarom een veelbelovende parameter. Naast CDT, is er een ook recent een opkomst van directe biomerkers voor alcoholmisbruik, zoals ethylglucuronide en ethylsulfaat.

Wat is CDT?

Transferrine (Tf), het belangrijkste Fe-transporteiwit in het plasma, is een glycoproteïne dat op minstens 2 plaatsen geglycosyleerd is, wat zorgt voor een vertakte structuur. Op het einde van de vertakkingen zit een siaalzuur (monosacharide) en afhankelijk van de vertakkingsgraad spreekt men van a-, mono-, di-, tri-, tetra- en pentasialo-Tf. CDT is de fractie van isovormen die minder geglycosyleerd zijn (a-, mono- en disialovormen). Chronische inwerking van ethanol en acetaldehyde verstoort de glycosylatie van Tf en doet het %CDT stijgen. Afhankelijk van de gebruikte methode kan men ook spreken van %DST (% disialotransferrine). De CDT bepaling wordt vanaf heden wekelijks (dinsdag) in Labo Maenhout uitgevoerd.

Is er een dosis-respons relatie met alcohol?

CDT is een indirecte merker voor alcoholmisbruik, d.w.z. dat er geen directe dosis-respons relatie bestaat met alcoholinname. Er werd aangetoond dat frequente en langdurige (lees: dagelijkse) inname van > 40 g () en > 60 g () alcohol/dag (cfr. 1 fles wijn of 1,5 L bier) tot een verhoging van %CDT kan leiden. CDT stijgt klassiek bij chronische alcoholmisbruik, in tegenstelling tot bij “binge-drinking”, waar het CDT maar matig tot niet lijkt te stijgen.

Wanneer kan het meten van CDT nuttig zijn?

Chronisch alcoholmisbruik kadert in vele gevallen binnen een brede, complexe psychosociale problematiek. Routinematige bepaling van CDT wordt daarom niet aanbevolen in deze context. Indien parameters zoals gamma-GT, MCV, AST en ALT om een andere reden zijn bepaald, kunnen afwijkende waarden wel een aanwijzing zijn voor problematisch alcoholgebruik en een aanleiding zijn om hiernaar te vragen. CDT kan bij twijfel, een zeer specifiek antwoord geven op deze vraag (specificiteit CDT >95%). Uitleg over de oorzaak van een afwijkende uitslag kan gebruikt worden om de patiënt te motiveren het alcoholgebruik te minderen. In deze klinische situaties gebruikt men best de cut-off van 1,6%. (<1.3: negatief; 1.3 – 1.6: grijze zone; >1.6: positief)

Vaker wordt een CDT onderzoek aangevraagd binnen een medico-legaal kader. Het wordt onder andere gebruikt voor het monitoren van kandidaten die deelnemen aan herstelonderzoeken (opgelegd door het gerecht na het intrekken van het rijbewijs). Daarnaast kan het in andere gerechtelijke procedures gebruikt worden voor het objectiveren van chronisch alcoholmisbruik.

Belangrijk bij de interpretatie van het CDT-resultaat is de relatief lage sensitiviteit (50-70%) bij een cut-off van 1.6%. Ook is de specificiteit bij deze cut-off niet 100% omdat er enkele oorzaken zijn van vals-positieve resultaten (bv. (sommige) medicatie, sterke hemolyse, etnische verschillen, Tf polymorfismes en CDG. Om die redenen werkt oa. VIAS met een meer specifieke cut-off (>99,9% zekerheid) namelijk >2,4%. Andere instanties hanteren vaker >1.6%.

Naast een diagnostische waarde, heeft CDT ook een belangrijke predictieve waarde. In studies werd aangetoond dat van alle deelnemers aan herstelonderzoeken, bestuurders met een verhoogde CDT, meer kans hebben om recidivisme te plegen (dus opnieuw dronken achter het stuur gaan zitten).

Figuur 1: “Windows of opportunity” om alcoholgebruik te detecteren
Figuur 1: “Windows of opportunity” om alcoholgebruik te detecteren

Andere merkers voor alcoholgebruik: Ethylglucuronide en ethylsulfaat

Sinds enkele jaren vinden ook de directe alcoholmerkers hun intrede in de routine met als grote voordeel de dosis-respons relatie met alcoholinname en een hoge specificiteit. Nadelen zijn de kostprijs en de bewerkelijke analysemethodes. Elke merker heeft een specifiek tijdsinterval waarbinnen ze nuttig kunnen zijn om alcoholmisbruik op te sporen (Figuur 1). Ethylglucuronide (EtG) en -sulfaat (EtS) kunnen opgespoord worden in urine tot 3 à 5 dagen na laatste alcoholgebruik. EtG en EtS kunnen ook in haar opgespoord worden en alcoholgebruik tot maanden terug aantonen.