Prikaccident

Wat te doen bij een prikaccident?

12-02-2017

Definitie

Bij een prik- of snijaccident komen bloed of bloedcomponenten (of een andere lichaamsvloeistof, zoals sperma, vaginaal/cervicaal secreet, wond-, weefsel-, lumbaal-, amnion-, pleura-, pericard-, peritoneaal of synoviaal vocht) van de ene persoon via een scherp voorwerp (bv een injectienaald of scalpel), in het lichaam van een ander. De verwonding is hierbij dieper dan de epidermis. Bij een spataccident komen bloed of lichaamsvochten in contact met slijmvliezen (bv in het oog) of met beschadigde huid (bv uitgebreide dermatitis of verwonde huid). Bij een bijtaccident ten slotte komt bloed uit de mond of speeksel in een open wonde terecht. Samenvattend wordt steeds gesproken van een ‘prikaccident’.

Via prikaccidenten kunnen hepatitis B-virus (HBV), hepatitis C-virus (HCV) en Humaan Immunodeficiëntie Virus (HIV) worden overgedragen. Of een prikaccident tot infectie van het slachtoffer leidt, is afhankelijk van:

  • De aard van het accident: is er daadwerkelijk bloed of een andere lichaamsvloeistof overgedragen, en zo ja, hoeveel?
  • De serostatus van ‘de bron’: is de bron geïnfecteerd met of drager van HBV, HCV of HIV?
  • De immuunstatus van ‘het slachtoffer’: is het slachtoffer reeds beschermd door vaccinatie of doorgemaakte infectie?

Tenzij er zichtbare bloedbijmenging is, zal accidentele blootstelling aan urine, faeces, speeksel, sputum, braaksel, zweet, tranen of nasaal secreet geen aanleiding geven overdracht van infectie.

Stappenplan na prikaccident

  • Laat na het accident de wonde goed doorbloeden en spoel de wonde grondig met water of fysiologische oplossing. Bij een spataccident moeten de huid of slijmvliezen grondig gespoeld worden met water of fysiologisch water.
  • Ontsmet de wonde met alcohol 70% of chloorhexidine 0.5% in alcohol 70%.
  • Nagaan van serostatus van de bron: bepaal HIV, HCV Al, HBsAg en HBcAl. Aanvullend kunnen ook HCVRNA, HBeAg en HBeAl en bepaald worden.
  • Nagaan van serostatus van het slachtoffer: bepaal HIV, HCV Al en HBsAl.

HBV

Indien het slachtoffer beschermd is tegen HBV (volledig gevaccineerd met ooit titers HbsAl ≥10 U/l of doorgemaakte infectie), moeten er geen maatregelen genomen worden.

Indien het slachtoffer niet of onvolledig gevaccineerd werd (HbsAl < 10 U/l) of het een non-responder betreft na volledige vaccinatie (nooit titers HbsAl ≥ 10 U/l) worden HBV-specifieke immunoglobulines toegediend na contact met een HbsAg-positieve bron, en dit liefst binnen de 24 uur na blootstelling (nog zinvol tot 7 dagen na blootstelling). Sowieso dient bij niet- of onvoldoende gevaccineerde het volledige vaccinatieschema zo snel mogelijk worden opgestart.

HCV

Bij een hoogrisicoaccident met een HCV-positieve bron, wordt 1 maand en 3 maanden na blootstelling HCVRNA bepaald bij het slachtoffer. Als alternatief kan ook na 3 maanden en 6 maanden HCV Al worden bepaald. Van zodra HCVRNA en/of HCV Al detecteerbaar wordt bij het slachtoffer, kan gestart worden met hoog gedoseerde interferontherapie om het risico op een chronische infectie te verminderen.

HIV

Bij een hoogrisicoaccident met een HIV-positieve bron, dient gestart te worden met profylactische triple therapie (= combinatie van 3 HIV-remmers, steeds door specialist). Dit dient zo snel mogelijk worden opgestart, liefst binnen de 2 uren na blootstelling.

Risico op overdracht

Het risico op overdracht van infectie na contact met een positieve bron is samengevat in onderstaande tabel:

Virus

Risico op overdracht (%)

Bijdragende factoren (↑ risico)

HIV

Prikaccident: 0.3 Spataccident 0.1

Groot volume boed Holle naald Diep trauma Langdurig contact (Terminale) AIDS-patiënt (hoge virale load of <200 T4-cellen/µl)

HBV

Prikaccident: 6-40

HbeAg positief

HCV

Prikaccident: 3-10

/

Opvolging

Na 3 en na 6 maanden wordt bij het slachtoffer dezelfde serologie hernomen als onmiddellijk na het accident. Enkel bij een hoogrisicoaccident met een HCV-positieve bron wordt na 1 maand en 3 maanden al een controle uitgevoerd (zie supra). De bloedstalen van zowel het slachtoffer en de bron worden omwille van eventuele medicolegale redenen 2 jaar bewaard in het labo.