Microscope

Het opsporen van anti-nucleaire antistoffen (ANA)

18-09-2015

Waarom opsporen van anti-nucleaire antistoffen (ANA)?

Het opsporen van anti-nucleaire antistoffen (ANA; vroeger anti-nucleaire factor of ANF) d.m.v. indirecte immunofluorescentie (IIF) is een algemene screeningstest voor niet-orgaanspecifieke auto-immuunziekten of systeemziekten. ANA worden vooral opgezocht bij de diagnostiek van systemische reumatische aandoeningen: systemic lupus erythematodes (SLE), syndroom van Sjögren (SS), Mixed Connective Tissue disease (MCTD), scleroderma, dermatomyositis en polymyositis.

De techniek gebruikt in Labo Maenhout

De techniek maakt gebruik van op een objectglaasje gefixeerde humane epitheliale cellen (HEp) die geïncubeerd worden met verdund patiëntenserum. Wanneer de ANA's aanwezig zijn, zullen ze een complex vormen. Vervolgens worden deze complexen op het objectglaasje geïncubeerd met antihumane antilichamen gekoppeld aan een fluorofore groep. Indien de ANA met hoge titer hierbij positief is, wordt een fluorescentiepatroon bekomen die reeds een indicatie geeft voor de identificatie van de antistoffen. De belangrijkste fluorescentiepatronen zijn een homogeen patroon, een gespikkeld patroon, een nucleolair patroon, een centromeer patroon en een cytoplasmatisch (gespikkeld) patroon.

De betekenis van een positief resultaat

ANA met lage titer zijn een niet-specifieke vondst bij 1% van de normale personen. Dit percentage stijgt met toenemende leeftijd en bedraagt meer dan 5% bij personen van 70 jaar of ouder. Elke niet-specifieke stimulatie van het immuunsysteem kan leiden tot een (transiënte) productie van auto-antilichamen. Dit treft men aan bij tumoren, infecties (subacute bacteriële enodcarditis, mononucleosis, hepatitis, malaria, enz.) of andere immunologische aandoening zoals sarcoïdosis, Granulomatosis with polyangiitis en periarteritis nodosa.

Naarmate de ANA IIF titer toeneemt, stijgt de kans op onderliggende systeemziekte. Bij de sera die positief zijn voor ANA IIF, worden de aanwezige autoantistoffen geïdentificeerd (extraheerbare nucleaire antilichamen of ENA). De ENA-identificatie gebeurt door specifieke opsporing van auto-antistoffen tegen nRNP/Sm, Sm-D, Ro60, Ro52, SS-B, Scl-70, Jo-1, PCNA, PM-Scl, Rib-P, CENP-B, dsDNA, en nucleosomen,… Elke specifieke antistof kan met een bepaalde zekerheid gelinkt worden aan bepaalde systemische auto-immuunaandoeningen.