How To Tell If Someone Is An Alcoholic

Carbohydraat deficiënt transferrine (CDT): Interpretatie & pitfalls

24-09-2015

De invloed van alcohol op de transferrine-glycosylatie

Carbohydraat deficiënt transferrine of CDT omvat zoals de naam het zegt, transferrine isovormen die minder versuikerd of geglycosyleerd zijn. Transferrine is het belangrijkste transporteiwit voor ijzer in het menselijk lichaam. Het glycoproteïne transferrine is op minstens 2 plaatsen geglycosyleerd. Deze glycosylatie met oligosacchariden zorgt voor een zekere vertakking van transferrine. Op het einde van de vertakkingen zit een siaalzuur en naargelang het aantal siaalzuren spreekt men van a-, mono-, di-, tri-, tetra- en pentasialotransferrine. De glycosylatie en deglycosylatie processen zijn, in normale omstandigheden, in evenwicht. Echter, door chronische inwerking van ethanol en haar metaboliet acetaldehyde, wordt dit evenwicht verstoord.

Wanneer is CDT gestoord?

Een inname van ongeveer 40 g en 60 g alcohol per dag, respectievelijk voor man en vrouw, kunnen voor deze verstoring zorgen. Het relatieve aantal a-, mono- en disialovormen zal dan stijgen. Deze hoeveelheid wordt berekend als een percentage t.o.v. totaal transferrine (%CDT). CDT kan gebruikt worden als een biomerker voor chronisch alcoholgebruik. Studies hebben immers aangetoond dat CDT voornamelijk stijgt bij chronische alcoholmisbruikers, in tegenstelling tot binge-drinkers, waar het CDT maar matig lijkt te stijgen. Voor een significante stijging van het CDT te veroorzaken is, gedurende 2 weken of meer, een frequente (lees dagelijkse) inname van > 60 g alcohol (cfr. 1 fles wijn of 1,5 liter bier) noodzakelijk.

De sterktes en zwaktes van CDT

Een belangrijke noot bij de test is de relatief lage gevoeligheid (ongeveer 79%) bij een cut-off van 1,3%. Additioneel is de specificiteit bij deze cut-off niet 100%. D.w.z. dat er enkele oorzaken zijn van vals-positieve resultaten. Voorbeelden hiervan zijn bepaalde medicatie, sterke hemolyse, etnische verschillen, transferrine polymorfismes en een congenitale metabolische aandoening (CDG). Een meer specifieke cut-off (>99,9% zekerheid) wordt gehanteerd bij herstelonderzoeken door het BIVV, namelijk >2,4% CDT. Deze cut-off incorporeert Bayesiaanse statistiek en meetonzekerheid. In klinische situaties gebruikt men best de cut-off van 1,3%. Wanneer men het CDT opvolgt spreekt men van een significante daling wanneer het CDT met >30% is afgenomen tov de vorige meting.